Duiken in data: Wist je dat…?

Nieuws

Vanuit ahti geven we regelmatig presentaties over verschillende onderwerpen die spelen rondom gezondheid, gezondheidszorg en innovatie. Daarbij maken we gebruik van grafieken en modellen om situaties en ontwikkelingen te schetsen. In deze rubriek duiden we elke keer een van de grafieken en duiken we wat dieper in wat we nu eigenlijk zien en kunnen concluderen. Deze keer kijken we naar de voedseldruk binnen Amsterdam. Voedseldruk is het aantal voedselaanbieders op straatniveau waar mensen langskomen.

Stel je loopt op Utrecht Centraal, bijvoorbeeld in de passage waar mensen langs lopen op weg naar hun werk en terug naar huis. Daar zijn heel veel voedselzaken, waardoor mensen gauw geneigd zijn, door al het aanbod, om snel iets halen. Het feit er heel veel voedselaanbieders op straatniveau zijn, maakt dat mensen meer gaan eten. En dat draagt weer bij aan obesitas.

Ahti wilde samen met partners GGD, AAGG en VU onderzoeken wat het voedselaanbod in Amsterdam is met bestaande data. De basis daarvoor is het Kamer van Koophandel bestand, waarin je door de codering die daarin zit (sbi-codes) kunt zien of een bedrijf horeca, een bakkerij of supermarkt etc is. Dat zijn niet altijd voedselaanbieders op straatniveau, bijvoorbeeld als het een holding maatschappij is. Daarom heeft een stagiair alles wat niet helemaal duidelijk was op Google streetview bekeken en daarmee gekeken of er daadwerkelijk een winkel/aanbieder op die plek zat. Door dit ook te koppelen met de vergunningen van de gemeente Amsterdam op het gebied van horeca, konden we een bestand maken waarin we vrij goed in kaart hebben gebracht waar voedselaanbod op straatniveau zit. Dat hebben we later nog extra laten checken door management trainees die de wijk zijn ingegaan en fysiek in de straten gingen kijken wat voor aanbod er was. Er zat maar 0,5% verschil met de uitkomsten van de inventarisatie met bestaande data. Dus met dit bestand hadden we een goed inzicht in het totale voedselaanbod in Amsterdam.

Vervolgens hebben we op basis van een eerder onderzoek van Universiteit Utrecht scores aangewezen voor de verschillende types voedselaanbieders. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld een groentezaak +5  scoort (gezond aanbod) en een nutellashop -5 scoort, heel ongezond. Een supermarkt scoort +1,8, die zit aan de gezonde kant voor de normale dagelijkse boodschappen.

Overigens, dat gaat niet altijd 1-op-1 op uiteraard. We hebben bijvoorbeeld discussie over het effect van een locatie op de gezondheidsscore van een supermarkt. Rondom scholen is een supermarkt een ongezonde aanbieder, want de kinderen gaan in de pauze geen broccoli halen maar doorgaans liever een redbull en chips. Dus dat wordt nog een volgende stap in het onderzoek.

Vervolgens hebben we op basis van literatuur gekeken hoe ver het effect is van een aanbieder op de voedseldruk. In wat voor straal heeft een voedselaanbieder effect, tot hoe ver gaat de druk die dat oplevert? Als je direct langs een aanbieder loopt en bij wijze van spreken de nutella ruikt, dan word je snel verleid om daar naar binnen te gaan. Maar als je er ver vandaan zit, dan weet je misschien niet eens dat daar een voedselaanbieder zit. Uit de literatuur kwam dat loopafstand een belangrijke factor is. Daarom hebben we een glijdende schaal ingevoerd: als je vlak langs de winkel loopt, is het 100% effect. Op 500 meter is het effect verdwenen.

Vervolgens hebben uitgerekend wat de voedseldruk per locatie is door Amsterdam op te delen in blokjes van 100 meter bij 100 meter en welke voedselaanbieders op elk blokje effect hadden. Dat telden we dan op. Bijvoorbeeld als er in een gebied een bakker zat, telde dat voor 100% mee. Als er op 300 meter van het blokje ook een bakker zat, dan telde dat voor 1/3e mee. Zo hebben we een heatmap gemaakt van de voedseldruk door stad heen.

Klik op onderstaande beelden voor een grotere versie:

 

 

 

 

 

We zien hier twee overzichten van de verdeling van voedseldruk in Amsterdam. Blauw zijn alleen gezonde winkels, rood ongezond. Hoe gezonder, hoe donkerder blauw. We zien dat de blauwe gedeeltes minder verspreid zijn over de stad. De rode gedeeltes (ongezond aanbod) zijn veel meer verspreid over de stad, dus daar kun je vaker voor iets ongezonds kiezen.

Een van de meest interessante uitkomsten is dat 85% van het voedselaanbod in de stad in de categorie ‘ongezond’ zit en 25 % in de categorie ‘heel ongezond’. Wat je bijvoorbeeld ziet is dat het Centrum van Amsterdam extreem ongezond is, o.a. door veel fastfood aanbod i.v.m. toerisme. De maximum score in het Centrum op een blokje van 100/100 meter was 373. Dat zijn een heleboel winkels die daar een effect op hebben. Het Centrum is het meest ongezond, Zuid en Oost zijn het minst ongezond.

Maar hoewel het Centrum het meest ongezonde aanbod heeft van de hele stad, is het ook zo dat je juist daar altijd op loopafstand gezond voedsel kan vinden. Als je de (juiste) keuze wil maken, dan kun je daar kiezen voor gezond of ongezond. Maar bijvoorbeeld op IJburg is altijd op loopafstand ongezond voedsel te vinden maar niet altijd gezond voedsel. Zo heb je minder keuzevrijheid voor gezond. Men noemt dat ook wel eens ‘food deserts’, gebieden waar je geen gezond voedsel kunt kopen. Dat geldt bijvoorbeeld in Amerika heel sterk. Maar dat zie je hier in Amsterdam dus ook voor een deel gebeuren, dat die keuze niet altijd makkelijk te maken is met name voor ‘gemaksvoedsel’, als je even snel een snack wil halen.

Noord, Zuidoost en Nieuw-West scoren het hoogst in heel ongezond, maar Noord en Nieuw-West scoren ook hoog in heel gezond. Een van de hypotheses is dat daar veel Turkse groenteboeren zijn, dus die scoren hoog op gezondheid.

We hebben ook gekeken naar de relatie tussen obesitas en gezond voedselaanbod in een buurt. Daar kwam uit dat in het algemeen de aanwezigheid van fast food retail á la Macdonalds een omgekeerde correlatie had. Hoe meer Macdonalds, hoe minder obesitas in die buurt aanwezig was. Dat was verrassend. Maar er was wel een verband tussen de lokale bakkertjes en obesitas, waar ook goedkopere ongezonde producten (bijvoorbeeld worstelbroodjes etc.) te verkrijgen zijn. Macdonalds is relatief duur, terwijl je bij de bakker makkelijker een worstenbroodje van onder een euro kunt kopen. Dat is veel laagdrempeliger. Nog een verrassende uitkomst: We zagen dat hoe lager de sociaal economische status van de buurt, hoe meer obesitas, maar dat gold vooral voor de autochtone bevolking. In bijvoorbeeld de groep met mensen van Turkse komaf, gold dat juist andersom, relatief gezien. De welgestelde Turken in een buurt hebben vaker obesitas dan de minder welgestelde mensen van dezelfde achtergrond. Een hypothese is dat daar een status-idee achter zou kunnen liggen, dat als je meer geld te besteden hebt, je wil laten zien dat je goed en lekker kunt eten.

Verder hebben we ook een overzicht van de hoeveelheid van voedselaanbieders in Amsterdam. Grote cirkel is veel aanbieders, kleine cirkel is een kleiner aantal. Ook hier weer geldt hoe blauwer, hoe gezonder. Hoe roder, hoe ongezonder.Het beleid en bestemmingsplannen zouden hierop aangepast kunnen worden door te kijken naar het vergunningsbeleid van kiosken en aanbieders. Als er in een gebied veel ongezond aanbod is, zou men kunnen stimuleren dat er bijvoorbeeld ook iets gezonds moet komen.